zondag 10 mei 2020

Vijfde Zondag van Pasen ( A)

Vijfde Zondag van Pasen ( A)

Eerste lezing Handelingen der Apostelen, 6, 1-7
Tweede LezingUit de eerste brief van de heilige apostel Petrus, 2, 4-9
Evangelie  Johannes, 14, 1-12.

Een tijd geleden kwam ik een neef tegen die ik al jaren niet meer had gezien. Zijn vader, mijn oom, die ik vroeger heel goed gekend had, was al een tijdje geleden overleden. Toen ik die neef zag en hij mij aansprak, schrok ik eigenlijk : het leek wel of dat zijn vader, mijn oom, voor mij stond: zo precies hetzelfde gezicht en dezelfde manier van spreken en gesticuleren. Spontaan zei ik tegen hem: ”Joh, wat lijk jij op je vader”. “Nou”, zei mijn tante, ”daar heb je helemaal gelijk in. En dat geldt niet alleen voor zijn uiterlijk: ook in zijn doen en laten heeft hij dikwijls veel weg van zijn vader”.
Vandaag horen we in het Evangelie Jezus zeggen:” Filippus, wie Mij ziet, ziet de Vader; wie Mij hoort, hoort de Vader”. Met andere woorden: zoals ik ben, zo is de Vader. Zo als ik barmhartig ben, zo is ook mijn Vader barmhartig. Zoals ik me bekommer om de armen en degenen die aan de zelfkant van de maatschappij leven, zo is ook mijn Vader. Zoals ik bedroefd ben, wanneer de mensen bedroefd zijn, zo lijdt ook mijn Vader met de mensen die lijden.                                                                                                       
Wie van ons heeft niet eens het verlangen om God nu werkelijk ter zien zoals Hij is? Al is het maar voor enkele momenten?  Gelukkig hebben we Iemand door wie wij God enigszins kunnen kennen: de Persoon van Jezus. Dat is een groot privilege waar we heel dankbaar voor mogen zijn.  Vele mensen in de loop van de eeuwen hebben God willen zien, maar ze hebben Hem niet gezien, maar wij hebben dat voorrecht wel gekregen door de Persoon van Jezus. 
Het is daarom zaak Hem zo goed mogelijk te leren kennen, bijvoorbeeld door de Evangelies te lezen en te bemediteren. Het is niet voor niets dat in elke Eucharistieviering een stuk uit het Evangelie wordt gelezen. Dat wil ons helpen om de Persoon van Jezus  steeds beter te leren kennen, zijn leven en zijn woorden en zijn manier van handelen. Want op die manier zullen wij  God, zijn en onze Vader, steeds beter leren kennen.

We horen Jezus ook zeggen: ”Ik ben de weg, de waarheid en het leven”. Door Hem kunnen we tot God komen. Hij geeft ons de richting waarheen we moeten gaan in ons leven om tot die God en onze Vader te komen. Via Hem komen we tot het werkelijke, het ware leven of de waarheid, zoals Hij het zelf uitdrukt. Door Hem komen we ook tot het ware leven dat echt geluk brengt. Vele mensen zoeken het geluk in hun leven maar ze zoeken dat dikwijls waar het niet te vinden is : in zichzelf of in de bevrediging van hun lusten en/of behoeften. Terwijl we het echte geluk pas vinden wanneer we het geluk van anderen op de eerste plaats zoeken. We zullen in het leven gelukkig zijn, in de mate dat we anderen gelukkig weten te maken. In dit opzicht geldt nog altijd de beroemde zin van President Kennedy: ”Vraag niet wat de maatschappij voor jou kan doen als wel wat jij voor de maatschappij kunt doen. Een echt Bijbelse zin die zo uit het Evangelie gehaald zou kunnen zijn. Want dat zal ook het ware geluk in je leven brengen.

Maar er is nog iets anders: we hebben niet alleen de taak om Jezus steeds beter te leren kennen en onze relatie met Hem te verdiepen en te versterken. Op grond van het Doopsel en het Vormsel dat we ontvangen hebben, hebben wij nu die taak van Jezus gekregen om iets van God aan de mensen om ons heen te laten zien. Christen zijn betekent niet alleen, om het in termen van vroeger uit te drukken, voor je eigen zielenheil te zorgen, als wel ook om te zorgen dat je zo leeft dat de mensen door en in ons God op de een of andere manier leren kennen en/of zien.        
                                                                         
Is dat niet te veel gevraagd, zal de een of ander wellicht tegenwerpen? Toch niet! Jezus zegt niet voor niets aan ieder van ons: ”Laat alles achter en volg mij”. of ook :”Neem mijn kruis op en volg mij”. En vandaag voegt Hij eraan toe: ”Wie in Mij gelooft, zal ook de werken die ik doe, ja zelfs nog grotere”. We hebben dat bij verschillende mensen in onze geschiedenis kunnen zien: zoals Ignatius van Loyola, Dietrich Bonnhoeffer, Martin Luther King, Zuster Theresa van Calcutta, Paus Johannes de XXIII en vele anderen.

Dit doet me denken aan een voorval dat ik op het platte land in Paraguay eens meemaakte. Naast een eenvoudige godsdienstige boerenvrouw met een groot gezin, woonde een eenzame oude man die absoluut niets met het geloof wilde te maken hebben. Hij was verbitterd door alles wat hij in zijn leven had meegemaakt. Hij lachte de vrouw uit wanneer hij haar zag bidden of wanneer ze hem sprak over het geloof waarmee ze zo blij en gelukkig was. Op een dag werd hij ziek en omdat niemand zich om hem bekommerde, begon de vrouw hem te verzorgen. Ondanks dat, kon die het niet laten, om de draak te steken met wat alles ze zei over het geloof of wanneer hij haar zag bidden. Maar de vrouw trok zich daar weinig van aan en ging rustig en zwijgzaam verder. Toen hij uiteindelijk op sterven lag, zei hij tegen de vrouw: ”Door allerlei omstandigheden geloofde ik in niets en niemand meer in mijn leven, ook niet in God. Maar door jou heb ik iets van God gezien”. 
Wij hebben als christen, als gedoopte de taak om aan de mensen op de een of andere manier te laten zien hoe God is.                                     

De  nu volgende tekst drukt dat goed uit:
God heeft onze ogen nodig om het leed van de mensen in de wereld te zien.                                        
God heeft ons in staat gesteld om te lopen om daarheen te gaan waar mensen zijn die het moeilijk hebben.                                                                                       
God heeft ons gehoor nodig om naar de mensen met aandacht te luisteren wanneer ze hun nood aan ons klagen.                                           
God heeft onze stem nodig om mensen bemoedigende woorden in te spreken wanneer ze moedeloos zijn door alles wat ze meemaken.
God heeft onze armen nodig om de mensen te omarmen om hen moed en kracht te  geven.                  
God heeft ons hart nodig om de mensen werkelijk lief te hebben.

Zijn wij in staat om zo te leven dat de mensen rondom ons iets van God kunnen zien?

Amen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten