dinsdag 22 september 2020

Vijfentwintigste zondag door het jaar A

 

Eerste lezing: Jes., 55, 6-9

Tweede lezing: Fil., 1, 20c-24. 27a

Evangelie: Mt., 20, 1-16a

 

Inleiding: Wel een vreemd Evangelie, vind U niet? Een werkgever die hetzelfde salaris uitbetaalt aan degenen die de hele dag gewerkt hebben als degenen die ter elfder ure zijn begonnen te werken. Iemand die een bedrijf had, zei me eens: ”Als ik zo zou handelen, zou mijn bedrijf binnen een maand failliet zijn”.  Dat is onze natuurlijke reactie aangezien we deze parabel uitleggen met onze westerse ogen van gelijkheid en rechtvaardigheid. Echter, wil Jezus hier ons een les geven hoe we onze werknemers moeten uitbetalen? Zeker niet! Jezus gaat in dezelfde lijn voort waarin hij tot nu toe tot de mensen gesproken heeft: God heeft een bijzondere voorliefde voor degenen die het slecht hebben getroffen in het leven, degenen die door omstandigheden geen werk hebben kunnen krijgen, degenen die wel veel talenten hebben maar die zich nooit hebben kunnen ontwikkelen omdat ze uit een eenvoudige arme families geboren zijn. Dát zijn de mensen die te elfder ure zijn komen vragen om werk aan de eigenaar van de wijngaard. Dát zijn degenen die God, om het zo maar eens te zeggen, vóórtrekt omdat hij ziet hoe slecht ze het in het leven getroffen hebben en hetzelfde wil behandelen als degenen die het veel beter getroffen hebben in het leven zodat ze tenminste een menswaardig bestaan kunnen hebben. Als we het zo bekijken, wordt deze parabel voor ons wellicht al iets duidelijker.

1)De Profeet van de Eerste Lezing……( tot einde van de bladzijde…)

Hoe dikwijls zijn we niet egoïstisch bezig en denken we alleen maar aan onze eigen economische welstand, ons eigen salaris. Leven we werkelijk mee met de mensen die het slecht getroffen hebben en bijvoorbeeld in deze corona crisis hun baan kwijtraken? Velen van hen zouden graag willen werken maar komen niet aan de bak. Leven we werkelijk mee met de mensen die om een of andere reden verslaafd zijn geraakt en niet meer in staat zijn om te werken? Zeggen we dan: ”Eigen schuld, dikke bult”? of proberen we ons in te leven in het lot van deze mensen en vragen we ons af hoe zij zover hebben kunnen komen? En proberen we daaraan iets te doen? Wat denken of zeggen we over mensen die huis en haard hebben verlaten om een beter bestaan voor hun familie op te bouwen en onder de verschrikkelijkste omstandigheden soms de gevaarvolle tocht hebben ondernomen hiernaartoe? Vinden we maar dat ze in hun eigen land moeten blijven en ons niet lastig moeten vallen of onze welvaart bedrijven? (In dit opzicht heeft de Nederlandse regering in deze dagen weer eens getoond hoe onchristelijk ze soms bezig is wanneer het erom gaat om vluchtelingen hier op te nemen of niet. De politiek laat zich in deze dagen weer eens van haar slechtste ( d.w.z. onchristelijke) kant zien. Alle pogingen om voor hen daar ver weg oplossingen te vinden, komen uiteindelijk voort uit onze harde opstelling tegenover de mensen die het veel minder getroffen hebben als wij én uit onze bezorgdheid dat zij wellicht onze welvaart zouden kunnen bedreigen.                                                                                               

De manier van denken van God is heel verschillend zoals we zien in deze parabel: juist voor deze mensen die het slecht getroffen hebben, degenen die te elfder ure komen, wil Hij een bezorgde Vader zijn en hen zoveel geven dat ze tenminste menswaardig kunnen leven.

2)Zie nr. 2 ( begin…)  Deze week wordt de Vredesweek door de Bisschoppen georganiseerd. Ze vragen onze aandacht voor het probleem van oorlog en vrede……. Tot :”Maar dan is het goed om naar de situatie in ons eigen land te kijken….

3) Zie nr. 3 ( van 2e bladzijde….)

Zijn wij in staat om aan deze mensen van het “elfde uur” het gevoel te geven dat ze ondanks alles belangrijk zijn voor ons en voor onze maatschappij?  Het gaat niet alleen om “verdienen” als wel om menselijk leven.

zondag 13 september 2020

Vierentwintigste zondag door het jaar (A)

 

Internationale Eucharistieviering  ( 13- 09 – 2020)

Eerste lezing:    Sir., 27, 30 -28, 7

Tweede lezing:  Rom., 14, 7 - 9

Evangelie:         Mt., 18, 21-35

Wie had 30 jaar geleden zich kunnen indenken dat hier in de kerk, behalve uit Nederland, mensen zouden zitten van verschillende landen van Afrika, Azië en Zuid Amerika? Wie had  30 jaar geleden zich kunnen indenken dat hier aan het altaar priesters zouden staan afkomstig uit verschillende landen? Wie had 30 jaar geleden kunnen denken dat bijna de helft van de bevolking van Hoofddorp een migratieachtergrond zou hebben? Enkele mensen zijn daar niet gelukkig mee, protesteren daartegen en verlangen met een zeker heimwee terug naar vroeger toen we nog allemaal hetzelfde waren. Dit is echter een realiteit die we niet kunnen of mogen ontkennen: dat zal niet meer veranderen. Integendeel terwijl nu zo’n 3.000.000 mensen in Nederland een migratie achtergrond heeft, zal, als de ontwikkeling zo doorgaat, dit aantal tot 4 of 5 miljoen oplopen. Hoe gaan we daar als christenen, als navolgers van Jezus mee om?

De Stichter van de congregatie van de Missionarissen van het Goddelijk Woord, P. Arnold Janssen, die 145 jaar geleden op 8 september deze congregatie stichtte in Steyl, een dorpje in de provincie Limburg, dicht bij Venlo, heeft w. s. l. ongedacht al rekening gehouden met deze ontwikkeling. Immers, in 1875 richtte hij een Missiehuis op met het doel missionarissen voor te bereiden die later naar China zouden gaan, naar de Philippijnen, Nieuw Guinea, Togo in Afrika , Brazilië en Argentinië. In dat missiehuis in Steyl, woonden vanaf het begin paters en broeders van verschillende nationaliteiten en landen: Duitsland, Nederland, Oostenrijk, Luxemburg, Polen en Noord Italië: voor die tijd heel iets bijzonders. Veel mensen in Europa, waaronder ook enkele bisschoppen, vonden het maar een vreemde zaak: terwijl er zoveel problemen in de kerk in Europa waren waarvan men dacht dat die eerst opgelost moesten worden, begon p. Arnold Janssen een Missiehuis in Steyl, niet om priesters op te leiden voor Europa als wel missionarissen die in het buitenland zouden gaan werken. De toenmalige bisschop van Roermond zei, nadat p. Arnold Janssen met hem gesproken had over de stichting van zo’n Missiehuis :”Die man is een gek of een heilige”. Een bijna profetische woord: in 1975 werd p. Arnold Janssen inderdaad heilig verklaard en op die manier zijn gedurfd initiatief gelegitimeerd.  Op dit moment werken er zo’n 6.000 missionarissen van deze congregatie in 60 landen in de wereld. De oorspronkelijke ideeën van P. Arnold Janssen zijn helemaal werkelijkheid geworden.

Vroeger dachten we dat Missie en Missionaris betekenden: naar verre landen gaan. Nu zien we dat priesters, broeders en zusters vandaar hier naar Europa komen. Ook hier in Hoofddorp hebben we nu een communiteit van 5 Missionarissen van het Goddelijk Woord: twee uit India, een uit Indonesië, een uit de Filippijnen en ondergetekende. Een ontwikkeling die we 30 jaar geleden absoluut niet voorzien hadden, maar wel een ontwikkeling zoals Jezus die bedoeld had. Immers heeft Hij bij zijn afscheid van deze wereld niet gezegd aan zijn volgelingen: ”Gaat over de hele wereld en predikt het Evangelie aan alle volkeren”?  Als navolgers van Jezus, als christenen, zijn wij niet alleen geroepen om aan ons eigen zielenheil te denken als wel ons ook te bekommeren dat de Blijde Boodschap van Jezus overal in de wereld verkondigd wordt. We zijn een missionaire kerk. Vanuit die gedachte zijn vroeger vele missionarissen uit West Europa naar Afrika, Azië en Zuid Amerika getrokken om het Woord van God te verkondigen. Vanuit diezelfde gedachte komen nu missionarissen vanuit die landen hier naar ons toe.

In dit opzicht is het een goede zaak dat we vandaag met mensen afkomstig van verschillende landen hier in de kerk samengekomen zijn. Dat is enerzijds om uit te drukken dat we, van welke afkomst we ook zijn, allen samen navolgers van Jezus, christenen, zijn, anderzijds dat we, ondanks onze verschillen, ons met elkaar verbonden voelen als navolgers van Jezus. We zijn met vele verschillende gezichten maar we zijn één van hart. Het is de moeite waard om daar blij om te zijn, om dit samen te vieren. Van de andere kant is het ook goed dat we hier samengekomen zijn om de kracht te ontvangen om, ondanks onze culturele verschillen, met elkaar in harmonie te leven. Want dit is niet altijd gemakkelijk. De onderlinge verschillen zijn soms de oorzaak van spanningen tussen mensen van verschillende culturen. Dat is heel begrijpelijk. Jammer genoeg gebeurt het nog al eens dat mensen van de ene cultuur zich belangrijker, groter en intelligenter achten dan de mensen uit een andere cultuur. Er is nogal wat rassendiscriminatie, ook al denken sommigen dat ze daarvan gevrijwaard zijn. Juist degenen die zeggen dat zij daar niet aan lijden, moeten zich eens goed in hun binnenste bezinnen of dat er niet vleugjes van rassendiscriminatie in hen huizen. Kortgeleden las ik een interview met iemand van 60 jaar wiens ouders van Suriname afkomstig waren. Hijzelf was hier in Nederland geboren. Hij werkt al jaren als succesvol televisiepresentator. Hij vertelde dat hij door de discriminatie die hij gedurende heel zijn leven had meegemaakt, bepaalde negatieve karaktertrekken in zich had, die hij niet meer uit kon wissen. Hij lijdt daar nog voortdurend onder tot op de dag van vandaag, ondanks dat hij voor de televisie werkt en een goede maatschappelijke positie heeft bereikt. Of laatst vertelde me een donkere ziekenhuisverpleegster dat ze onenigheid had met een collega zodanig dat die op een zeker moment boos tegen haar zei:” Waarom ga je niet terug naar je geboorteland?”. En dat terwijl ze in de Bijlmermeer geboren is!!

Vandaag horen we in de Eerste Lezing en in het Evangelie dat we elkaar altijd moeten vergeven. Dat er verschillen zijn, dat de cultuurverschillen soms tot spanningen of rassendiscriminatie leidt, is heel menselijk, zou ik zeggen. Daar houdt ook Jezus rekening mee. Daarom stelt Hij enkele stappen voor die je moet doen, wanneer er verschillen of spanningen onder ons bestaan. Van harte vergeven is een van de grondhoudingen die zijn volgelingen, de christenen, moeten hebben. God vergeeft ons altijd hoe zwaar we ook in de fout zijn gegaan. God is altijd barmhartig. Daarom, in zijn spoor, moeten ook wij barmhartig voor elkaar zijn en elkaars fouten en tekortkomingen vergeven.

Maar deze vergeving en barmhartigheid houden nog meer in: samenleven met mensen van andere culturen betekent dat we elkaar niet alleen maar verdragen maar ook respecteren, hoogachten en zelfs bereid zijn om van elkaar te leren. Hoe meer we elkaar respecteren, hoogachten en bereid zijn van elkaar te leren, hoe beter onze samenleving zal worden, hoe meer we een wereld om ons heen scheppen zoals God die van ons wil.   En hoe rijker wij zelf ook zullen worden als menselijke persoon. Zelf ben ik 40 jaar in Zuid Amerika als missionaris werkzaam geweest. Daar heb ik heel veel van de mensen geleerd waar ik tot de dag van vandaag heel dankbaar voor ben. De mensen daar hebben mij als persoon verrijkt. Ik voel dat ik door hen meer mens geworden ben.

Dat deze Viering van vandaag ons daarvan bewust moge maken en bij dit soms moeilijke proces moge helpen. Dat deze Viering ons de kracht moge geven om , indien nodig, elkaar te vergeven wanneer we elkaar op de een of andere manier pijn hebben gedaan en ons de kracht moge geven om steeds meer naar elkaar toe te groeien tot één christengemeenschap, zoals Jezus dat bedoeld heeft. Amen.

   Aan het begin van de Viering: Enkelen van u  vragen zich, i.v.m. de corona regels wellicht bezorgd af: “Is het wel goed dat daar vier priesters zo dicht bij elkaar staan?”. Voor die mensen is het goed om te weten dat wij als één familie, als één gemeenschap altijd met elkaar samenleven in de pastorie. En zoals familieleden hier in de kerk bij elkaar zitten, zo doen wij dat ook hier aan het altaar. Dit heeft ook een symbolische betekenis: we willen u niet als individuele personen altijd ten dienste staan als wel als gemeenschap van de Missionarissen van het Goddelijk Woord.

zondag 26 juli 2020

Zeventiende zondag door het  jaar (A)
Het boek Koningen 3,5.7-12 -
psalm 119 –
Brief van de Heilige apostel Pulus aan de christenen in Rome 8, 28-30
Uit het Evangelie volgens Mattheüs 13,44-52


Beste Mensen, 

De lezingen die we zojuist hebben gehoord nodigen ons allen uit om goed na te denken over wat we eigenlijk nodig hebben, waar we naar verlangen of smachten. Het gaat niet alleen over onze dagelijkse behoeften, of onze wekelijkse afspraken. Onze dromen en toekomstige doelen om iets te bereiken of te hebben. Het gaat niet om tijdelijke dingen plannen, maar het gaat over de diepste vraag en behoefte van ons bestaan. Een heel diep mysterie. 

In de eerste lezing, horen we het verhaal van Salomo. In zijn gebed of droom aan God, vraagt God, “vraag wat je wilt-Ik zal je geven” Stel dat God dat nu aan jou zou vragen, wat zou je zeggen? Wat zou jij willen hebben? Je mag uit alles kiezen, ik zelf zal kiezen om goed Nederlands te kunnen spreken. Dat heeft het te maken met mensen, niet voor mezelf, maar dat ik net als Salomo mensen kan helpen. Door een beter taalgebruik kan ik beter met mensen communiceren.
Salomo vraagt niet om een lang leven, enorme rijkdom of grote macht. Hij vraagt iets anders. Voor Salomo, is dat zijn diepste verlangen. En dat komt voort uit de  situatie dat hij nog jong is en misschien ook wel wat onzeker om zijn volk te besturen. Zijn verlangen komt voort uit zijn behoeftes. Iets dat hij echt nodig heeft. In het verhaal van Salomo, zien we dat zijn vraag een missionair aspect heeft “zodat ik uw volk kan besturen en onderscheid kan maken tussen goed en kwaad, recht en onrecht”. 

Voor Salomo, God is zijn schat. 
Stel dat  Je wordt geboren, van kind tot puber groei je op, je vind een baan, je settelt je in een relatie, je familie groeit, je wordt oud, je bereikt je pensioen, je kijkt terug op je leven. Je familie wordt kleiner, mensen vallen weg en uiteindelijk zal je ook zelf overlijden. Wat is jouw verlangen in dit leven, heb je alles bereikt of zijn er nog dingen niet tot je gekomen? 

In de parabels van vandaag toont Jezus aan ons dat de behoefte of het verlangen naar God een heel diep commitment is om te bereiken. Stel dat veel mensen hard werken om hun droom te vervullen. Ze doen alles zolang ze kunnen. 

We hebben verlangens. Een verlangen dat niet over materiele dingen gaan, of over een fysiek aspect van het leven (zoals Salomo) maar een filosofisch verlangen van ons bestaan. Wie ben ik in deze wereld? wat kan ik voor de mensen betekenen? wat kan ik verwachten? Waar ga ik naartoe nadat het leven in de wereld voorbij is. Dergelijke vragen komen uit de bodem van ons leven. Vandaag nodigen en dagen de woorden van God ons allen uit, om het antwoord te geven. Waar verlang ik ten diepste naar? 

Een paar maanden geleden, kwam ik bij een dame van 90 jaar oud op bezoek. Tijdens ons gesprek zei ze, “Mijn leven is rijk en mooi. Want ik geloof in God en ik heb Hem. Hij is mijn schat. Ik heb alles en een goed leven gehad, God is mijn doel. We hebben God echt nodig. Misschien ben je nog jong en druk bezig met de wereld om je heen, denk je veel en geloof je niet, maar op het einde moet je alles loslaten, behalve je geloof, je hart en verlangen naar God. en dat is je schat. Je brengt hem tot het einde van je leven.  Die dame is ernstig ziek, maar ze sprak met een volle glimlach op haar gezicht een echte optimist. 

Voor ons die hier aanwezig zijn, vragen we ons af. Waar verlangen we ten diepste naar? Vraag wat je wilt, zei God en Ik zal het je geven. Salomo heeft een mooi voorbeeld aan ons gegeven, de mens uit de parabels verkopen hun eigen bezit om de parels en de verborgen schat te kopen. Ze laten hun leven los om waardevolle dingen te hebben, hoe kunnen wij onze schat gebruiken om God te ervaren? 

Mensen die getrouwd zijn of verlieft op elkaar roepen elkaar aan met het woord “schat” Dat betekent dan hij of zij is van mij. Je bent de mijne. Ik voel liefde voor hem/haar. De enige waar mijn liefde voor altijd mee verbonden is. Als God je schat is, ben je niet en nooit verloren omdat Hij er altijd voor jou is,  je zal daar nooit spijt van krijgen als God jouw schat is. Maar als je schat een mens is bereid je dan voor dat je hem of haar eens los zal moeten laten. Je weet niet wanneer dat moment er zal zijn of wanneer het gaat komen. Je wordt dan alleen achtergelaten. En als je in God geloofd, verlies je niets. 

Laten we bidden, dat we nooit moe zijn om bij God te blijven en geworteld zijn in liefde. Hij is onze schat die ons uitnodigt om Hem te zoeken en te blijven voor altijd. 
In de psalm lezen wij:
“Gelijk een hinde die naar waterbeken smacht, zo smacht mijn ziel naar U, o God.
Mijn ziel dorst naar God, naar de levende God;
wanneer zal ik komen en voor Gods aangezicht verschijnen? Psalm 42:2-3


zondag 10 mei 2020

Vijfde Zondag van Pasen ( A)

Vijfde Zondag van Pasen ( A)

Eerste lezing Handelingen der Apostelen, 6, 1-7
Tweede LezingUit de eerste brief van de heilige apostel Petrus, 2, 4-9
Evangelie  Johannes, 14, 1-12.

Een tijd geleden kwam ik een neef tegen die ik al jaren niet meer had gezien. Zijn vader, mijn oom, die ik vroeger heel goed gekend had, was al een tijdje geleden overleden. Toen ik die neef zag en hij mij aansprak, schrok ik eigenlijk : het leek wel of dat zijn vader, mijn oom, voor mij stond: zo precies hetzelfde gezicht en dezelfde manier van spreken en gesticuleren. Spontaan zei ik tegen hem: ”Joh, wat lijk jij op je vader”. “Nou”, zei mijn tante, ”daar heb je helemaal gelijk in. En dat geldt niet alleen voor zijn uiterlijk: ook in zijn doen en laten heeft hij dikwijls veel weg van zijn vader”.
Vandaag horen we in het Evangelie Jezus zeggen:” Filippus, wie Mij ziet, ziet de Vader; wie Mij hoort, hoort de Vader”. Met andere woorden: zoals ik ben, zo is de Vader. Zo als ik barmhartig ben, zo is ook mijn Vader barmhartig. Zoals ik me bekommer om de armen en degenen die aan de zelfkant van de maatschappij leven, zo is ook mijn Vader. Zoals ik bedroefd ben, wanneer de mensen bedroefd zijn, zo lijdt ook mijn Vader met de mensen die lijden.                                                                                                       
Wie van ons heeft niet eens het verlangen om God nu werkelijk ter zien zoals Hij is? Al is het maar voor enkele momenten?  Gelukkig hebben we Iemand door wie wij God enigszins kunnen kennen: de Persoon van Jezus. Dat is een groot privilege waar we heel dankbaar voor mogen zijn.  Vele mensen in de loop van de eeuwen hebben God willen zien, maar ze hebben Hem niet gezien, maar wij hebben dat voorrecht wel gekregen door de Persoon van Jezus. 
Het is daarom zaak Hem zo goed mogelijk te leren kennen, bijvoorbeeld door de Evangelies te lezen en te bemediteren. Het is niet voor niets dat in elke Eucharistieviering een stuk uit het Evangelie wordt gelezen. Dat wil ons helpen om de Persoon van Jezus  steeds beter te leren kennen, zijn leven en zijn woorden en zijn manier van handelen. Want op die manier zullen wij  God, zijn en onze Vader, steeds beter leren kennen.

We horen Jezus ook zeggen: ”Ik ben de weg, de waarheid en het leven”. Door Hem kunnen we tot God komen. Hij geeft ons de richting waarheen we moeten gaan in ons leven om tot die God en onze Vader te komen. Via Hem komen we tot het werkelijke, het ware leven of de waarheid, zoals Hij het zelf uitdrukt. Door Hem komen we ook tot het ware leven dat echt geluk brengt. Vele mensen zoeken het geluk in hun leven maar ze zoeken dat dikwijls waar het niet te vinden is : in zichzelf of in de bevrediging van hun lusten en/of behoeften. Terwijl we het echte geluk pas vinden wanneer we het geluk van anderen op de eerste plaats zoeken. We zullen in het leven gelukkig zijn, in de mate dat we anderen gelukkig weten te maken. In dit opzicht geldt nog altijd de beroemde zin van President Kennedy: ”Vraag niet wat de maatschappij voor jou kan doen als wel wat jij voor de maatschappij kunt doen. Een echt Bijbelse zin die zo uit het Evangelie gehaald zou kunnen zijn. Want dat zal ook het ware geluk in je leven brengen.

Maar er is nog iets anders: we hebben niet alleen de taak om Jezus steeds beter te leren kennen en onze relatie met Hem te verdiepen en te versterken. Op grond van het Doopsel en het Vormsel dat we ontvangen hebben, hebben wij nu die taak van Jezus gekregen om iets van God aan de mensen om ons heen te laten zien. Christen zijn betekent niet alleen, om het in termen van vroeger uit te drukken, voor je eigen zielenheil te zorgen, als wel ook om te zorgen dat je zo leeft dat de mensen door en in ons God op de een of andere manier leren kennen en/of zien.        
                                                                         
Is dat niet te veel gevraagd, zal de een of ander wellicht tegenwerpen? Toch niet! Jezus zegt niet voor niets aan ieder van ons: ”Laat alles achter en volg mij”. of ook :”Neem mijn kruis op en volg mij”. En vandaag voegt Hij eraan toe: ”Wie in Mij gelooft, zal ook de werken die ik doe, ja zelfs nog grotere”. We hebben dat bij verschillende mensen in onze geschiedenis kunnen zien: zoals Ignatius van Loyola, Dietrich Bonnhoeffer, Martin Luther King, Zuster Theresa van Calcutta, Paus Johannes de XXIII en vele anderen.

Dit doet me denken aan een voorval dat ik op het platte land in Paraguay eens meemaakte. Naast een eenvoudige godsdienstige boerenvrouw met een groot gezin, woonde een eenzame oude man die absoluut niets met het geloof wilde te maken hebben. Hij was verbitterd door alles wat hij in zijn leven had meegemaakt. Hij lachte de vrouw uit wanneer hij haar zag bidden of wanneer ze hem sprak over het geloof waarmee ze zo blij en gelukkig was. Op een dag werd hij ziek en omdat niemand zich om hem bekommerde, begon de vrouw hem te verzorgen. Ondanks dat, kon die het niet laten, om de draak te steken met wat alles ze zei over het geloof of wanneer hij haar zag bidden. Maar de vrouw trok zich daar weinig van aan en ging rustig en zwijgzaam verder. Toen hij uiteindelijk op sterven lag, zei hij tegen de vrouw: ”Door allerlei omstandigheden geloofde ik in niets en niemand meer in mijn leven, ook niet in God. Maar door jou heb ik iets van God gezien”. 
Wij hebben als christen, als gedoopte de taak om aan de mensen op de een of andere manier te laten zien hoe God is.                                     

De  nu volgende tekst drukt dat goed uit:
God heeft onze ogen nodig om het leed van de mensen in de wereld te zien.                                        
God heeft ons in staat gesteld om te lopen om daarheen te gaan waar mensen zijn die het moeilijk hebben.                                                                                       
God heeft ons gehoor nodig om naar de mensen met aandacht te luisteren wanneer ze hun nood aan ons klagen.                                           
God heeft onze stem nodig om mensen bemoedigende woorden in te spreken wanneer ze moedeloos zijn door alles wat ze meemaken.
God heeft onze armen nodig om de mensen te omarmen om hen moed en kracht te  geven.                  
God heeft ons hart nodig om de mensen werkelijk lief te hebben.

Zijn wij in staat om zo te leven dat de mensen rondom ons iets van God kunnen zien?

Amen.