Ex.32,7-11.13-14
Ps. 51 1 Tim. 1,12-17
Luc. 15,1-32 of 15,1-10
Ps. 51 1 Tim. 1,12-17
Luc. 15,1-32 of 15,1-10
24e Zondag van het Jaar (
C )
De
gelijkenis die we zojuist gehoord hebben, kennen we als de Parabel van de
Verloren Zoon. Het is echter goed om te weten dat dit niet één parabel is als
wel drie: de eerste van de jonge zoon die het verkeerde pad op gaat, zich
echter bekeert en naar huis terugkomt, de tweede van de oudste broer die zich
verongelijkt voelt en niet vergeven wil en de derde van de barmhartige Vader
die alles door de vingers ziet en vergeeft.
(Bij
het overwegen van deze parabels is het goed onszelf telkens af te vragen: bij
wie van deze drie parabels hoor ik zelf? Bij welk van de parabels voel ik me
het beste thuis? Immers, het Woord van God wordt verkondigd om onszelf af te
vragen: Wie ben ik, hoe leef ik en hoe kan ik mijn leven zodanig inrichten dat
ik iets van dat Woord van God in mijn eigen leven realiseer?)
De jongste zoon denkt zijn geluk te vinden in vrouwen en geld en na zijn vader geschoffeerd te hebben door nu al zijn erfenis van hem op te eisen, gaat hij op zoek daarna. Maar hij komt van de kouwe kermis thuis, zouden we kunnen zeggen. Hij ontdekt dat je daar wel een tijd plezier van kunt hebben, maar dat die je toch niet het ware geluk brengen.
En dan heeft hij de eerlijkheid om te erkennen dat hij fout is geweest én bovendien de moed om zich te verontschuldigen bij zijn vader en vergiffenis te vragen. Verkeerd doen in ons leven is menselijk en kun je bijna niet vermijden, zou je kunnen zeggen. Wat echter veel erger is, dat je dat niet wilt erkennen, dat je daar allerlei verontschuldigingen voor zoekt of nog erger, dat je daarvan de schuld aan anderen geeft. De kunst in ons leven is om te erkennen dat we zwak zijn, dat we fouten begaan, en dat we ons daarvoor weten te verontschuldigen bij anderen wanneer we hen benadeeld hebben.
De oudste zoon of afgunstige broer is degene die altijd zijn plicht heeft gedaan, maar dat ook wil weten en daar trots op is. Hij ziet eigenlijk neer op degenen die niet zo goed zijn als hij. Hij is zoals de mensen die denken dat ze bijna alles goed doen in hun leven en heel kritisch kunnen zijn op anderen die niet zo goed leven als zij en die gemakkelijk een negatief oordeel vellen over anderen die het in hun ogen verkeerd doen. En wanneer het hun slecht gaat, zullen ze gemakkelijk zeggen : “Hij/zij heeft zijn/haar verdiende loon” of, anders gezegd, “wie zich brandt, moet op de blaren zitten”.
Maar het gebeurt nog al eens dat mensen die heel streng zijn in hun oordeel over anderen, eigenlijk in de grond van hun hart jaloers zijn op die anderen omdat die het wel aangedurfd hebben in hun leven te doen waartoe zij zelf de moed niet hadden. Bij voorbeeld mensen die heel streng oordelen over homo’s, hadden wellicht in het diepste van hun hart graag soortgelijke relaties had aangegaan. Maar ze verdringen die gevoelens. Of ze veroordelen streng een gescheiden persoon, terwijl ze diep in hun hart wellicht ook graag gescheiden waren, maar daartoe niet het lef hadden.
Vooral
bij mensen die min of meer goed leven, bestaat nog al eens het gevaar dat ze
tevreden met zichzelf zijn en gemakkelijk over anderen oordelen of ze
veroordelen die, volgens hen, maar raak doen en erop los leven. Soms kun je van
hen ook het volgende horen: ”Ik ben plichtgetrouw maar dat wordt schijnbaat
niet gewaardeerd. Ik doe altijd mijn best en toch zit het me dikwijls niet mee
in het leven, terwijl anderen die er maar op los leven, altijd geluk in hun
leven schijnen te hebben”. In de grond van ons hart verlangen we eigenlijk dat
deze mensen gestraft worden voor hun slecht gedrag.
Hoe
staan wij t.o.v. homoseksuelen, mensen die gescheiden zijn, drugsverslaafden of
ook vluchtelingen? Hebben we daar een hard oordeel over of kunnen we begrip
opbrengen voor deze mensen, hoe ze zo geworden zijn en hoe ze in de problemen
gekomen zijn? Kunnen we een invoelende ,
begripsvolle houding opbrengen t.o.v. deze mensen, naar het voorbeeld van de
barmhartige en vergevende vader van de parabel die Jezus ons vertelt?
En
dan de Parabel van de invoelende, begripsvolle en vergevende Vader. Hij zal zich diep gekwetst gevoeld hebben, toen
de jongste zoon zijn erfdeel op een brutale manier opeiste. Maar hij zette zich
daar overheen, respecteerde de vrijheid van zijn jongste zoon, zodanig dat hij
hem gaf wat die van hem eiste, ondanks dat hij vreesde dat het verkeerd zou
aflopen. Hij deed dit ook in het
vertrouwen dat het goed zou komen, aangezien hij bleef geloven in de goedheid
van zijn jongste zoon. Daarom ook was hij staat zijn zoon te vergeven, toen die
terugkwam om hem vergeving te vragen.
Daarom kon hij zelfs heel blij zijn over
de terugkomst en het berouw van zijn zoon. Want in en door zijn invoelende en
begripsvolle houding zag hij dat zijn jongste zoon als een ander, een beter
mens was teruggekomen door de verschrikkelijke ervaring die hij meegemaakt had.
Daarom kon hij ook van harte vergeven ondanks dat zijn zoon hem zo beledigd en
gekwetst had vóór zijn vertrek. Dat hielp hem om daar niet op terug te komen.
Integendeel : hij vergaf hem van harte.Wanneer
je soms hoort hoe hard sommige mensen voor elkaar kunnen zijn of wanneer je
hoort en leest dat de rechters tegenwoordig veel strenger zijn in hun oordeel
dan vroeger en strengere straffen uitdelen, ”omdat de mensen dat willen”, dan
vraag je je af: hebben die mensen iets begrepen van wat Jezus in deze Parabel ons
zeggen wil? Kunnen de mensen begrip opbrengen voor de personen die in hun leven
verkeerde dingen hebben gedaan? Proberen
ze in te voelen wat in het binnenste van iemand anders leeft, ook al is hij/zij
een misdadiger? Hebben we er voldoende oog voor dat deze mensen later weer
verder moeten in hun leven? Zien we een gevangenisstraf alleen maar als een
straf voor wat iemand verkeerd gedaan heeft of ook als een mogelijkheid voor
die personen om zich te bezinnen over wat hij/zij verkeerd gedaan hebben zodat
ze na hun straf uitgezeten te hebben, een nieuwe fase in hun leven kunnen
beginnen?
Hoeveel
families liggen niet uit elkaar omdat ze elkaar niet weten te vergeven vanwege een
geschil over een familie erfenis of omdat er iets gebeurd is wat ze niet meer
willen vergeven en/of vergeven?
Monseigneur
Muskens, de vroegere bisschop van Breda, vertelde eens wat hij zelf meegemaakt
had: in een Brabants dorp reed een dronken man een kind van 7 jaar dood.
Iedereen ontzettend boos natuurlijk op die man en hem toewensend dat hij jaren
in de gevangenis zou moeten blijven. Behalve de vader van het overreden
jongetje: die ging met die man praten in de gevangenis en bleef hem daar
bezoeken terwijl hij zijn
gevangenisstraf uitzat. De mensen begrepen er niets maar de vader zei:
”Voor deze man moet het ook verschrikkelijk zijn wat hij in een dronken bui
gedaan heeft… Hij moet toch ook weer verder met zijn leven wanneer hij eenmaal
zijn straf heeft uitgezeten”. Kijk ,deze
man had iets begrepen van de parabel van de Barmhartige vader…..
Bij
welk van de parabels herken ik trekken van mezelf? Bij welk van de parabels
voel ik me het meest thuis?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten